Met twee trio’s van twee heel verschillende componisten verbindt Nieuw Amsterdams Peil twee donkere hoofdstukken uit de 20e eeuw. Maurice Ravel haastte zich bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog om zijn Pianotrio te voltooien, zodat hij dienst kon nemen in het leger – de aanstaande ramp was nog een abstractie. Slechts dertig jaar later lag Europa in puin en componeerde Dmitri Sjostakovitsj in Leningrad zijn Tweede pianotrio, opgedragen aan een gestorven vriend. Zo loopt er een grillige lijn tussen verschrikkingen en hoge kunst.

Ravel werkte in gedachten al jaren aan zijn trio, voordat de oorlog hem tot spoed maande. Voor het openingsdeel putte hij inspiratie uit een Baskische dans – Ravels moeder was Baskisch en hij was trots op zijn afkomst. Ook Sjostakovitsj incorporeerde verwijzingen naar volksmuziek. De joodse melodie uit het slotdeel van zijn trio liet hij later terugkeren in zijn beroemde Achtste strijkkwartet. Sjostakovitsj begint zijn trio met notoir moeilijke flageoletten (fluitachtige tonen) op de cello.